Het ego...  je houdt ervan of het laat je onverschillig.


Hoe moeten we het ego dan bekijken? Het onderscheid tussen beide is meer dan zomaar een onbeduidend en abstract detail. Het vormt de sleutel tot de juiste houding tegenover het ego. Om die juiste houding te kunnen aannemen hoef je maar één ding te doen en dat is “het te zien voor wat het waard is vanuit het perspectief van wat jij werkelijk bent.”

Hoe zou het zijn om naar de wereld te kijken door de ogen van wie we werkelijk zijn? Hoe zou het aanvoelen om de dingen te zien vanuit het standpunt van een onsterfelijke zondeloze geest? We kunnen ons dit wel afvragen en als we daar dan over nadenken kunnen we misschien geloven dat we allereerst onszelf volkomen waardig en veilig zouden kunnen voelen. Het gevoel totaal onschuldig, heel, zonder oordeel en verwijten te zijn. We zouden kunnen voelen dat we onveranderlijk zijn en dat absoluut niets ons zou kunnen schaden of veranderen.     


Wat is het ego waard? Het ego is niet wat wij zijn. Het is gewoon een overtuiging, een concept dat iets totaal anders is dan wat wij zijn. Verder is het ego volkomen onjuist en zelfs krankzinnig. Het ego is ook ongewenst omdat het alleen maar pijn veroorzaakt als wij ons ermee identificeren. Per slot van rekening is het onschadelijk omdat het niets is. Het heeft geen macht over ons als wij het die macht niet geven. Het is alleen maar een idee, een gedachte in de denkgeest van de Zoon die thuis is in God, droomt van ballingschap en volledig in staat is te ontwaken. We kunnen dus ophouden om in dit idee te geloven want zelfs terwijl we het bedenken en het ons pijn bezorgt heeft het absoluut geen macht om ons werkelijke Zelf te beschadigen.

 

Hoe moeten we dan naar het ego kijken? Hoe zou een onkwetsbaar deel van God kijken naar een gedachte die los staat van Hem, die onjuist, ongewenst en onschadelijk was. Het antwoord op deze vraag is dat we het ego moeten bekijken vanuit een kalme, verstrooide onthechting en met de rustige gelijkmatigheid van een onveranderlijke denkgeest. Je zou het kunnen zien als een eigenaardige kleine gedachte en dat is precies wat de Cursus ons aanmoedigt. In het werkboek staan verschillende passages waarin de Cursus ons aanspoort om het ego op deze manier te bekijken, als iets dat volkomen los van ons staat, iets betekenisloos in plaats van “goed of slecht.”

 

“Het is in het kader van jouw leerweg van doorslaggevend belang dat je bereid bent de doelen op te geven die jij voor alles hebt vastgesteld. Erkennen dat ze betekenisloos,  eerder dan  'goed' of 'slecht' zijn, is de enige manier om dit te bereiken.” (Werkboekles 25)

 

Kijk zonder betekenis naar je gedachten die komen en gaan. Blijf bij geen enkele ervan in het bijzonder stilstaan, maar probeer ze voorbij te laten gaan zonder selectie of oordeel van jou kant.... In feite zou je, als jou dat helpt, je kunnen voorstellen dat je een zonderling samengestelde optocht voorbij ziet trekken, die voor jou persoonlijk weinig of geen betekenis heeft. (Werkboekles 10).

 

Kijk gewoon ongedwongen rond in de wereld die je als buiten jezelf waarneemt, sluit dan je ogen en bezie je innerlijke gedachten met dezelfde ongedwongenheid.

Probeer tegenover beide evenveel afstand te bewaren en deze onthechte houding te handhaven wanneer je het idee in de loop van de dag herhaalt. (Werkboekles 33)

 

Neem ze allemaal waar zoals zij zich aan je voordoen, met zo min mogelijk be­trokkenheid of  interesse en zet ze dan elk van je af door jezelf voor te houden: “Deze gedachte weerspiegelt een doel dat me verhindert mijn enige functie te aanvaarden.” (Werkboekles 65)

 

Onderzoek je denkgeest de gebruikelijke minuut lang, met zo min mogelijk investering van jouw kant en registreer eenvoudig de gedachten die je daar aantreft. (Werkboekles 8).

 

Laat ons de vorige passages even nader bekijken, want ze vertellen een heleboel. We moeten vervolgens een stap achteruit zetten en onze gedachten alleen maar terloops observeren, zonder er ook maar iets in te investeren of ons er door te laten meeslepen, zonder het te zien als iets wat voor ons persoonlijk betekenis heeft en zonder erbij stil te staan. We moeten ze eenvoudigweg gadeslaan, opmerken en ervan onthechten. Daarna zeggen we de waarheid en plaatsen het naast de schaduw. Dat is alles wat we doen. We gaan onze egogedachte en gevoelens niet uit de weg, noch lopen wij ervan weg of proberen we ze te overweldigen want dit alles zou ze alleen maar werkelijk maken. We obeserveren ze gewoon en spreken de waarheid. We plaatsen dus mentaal de waarheid naast de illusies en dan laten we ze achter om het samen uit te zoeken. We doen een stap terug en laten onder de leiding van de Heilige Geest het licht de duisternis wegschijnen. Dit is een praktisch resultaat van het onbetwistbaar  feit dat wij niet het ego zijn. We identificeren ons met de Heilige Zoon van God die wij zijn en maken ons los van de krankzinnige pijnlijke gedachte die het ego is. Door onze kalme blik vanuit ons werkelijke Zelf doen we een stap terug en slaan dit eigenaardige machteloze stukje nietsheid gade. We haten het niet, we hebben het niet lief, het laat ons gewoon onverschillig.

           

                                                                                                        Reine Van Dyck